Volkskrant Magazine
Nr. 413 | 26.04.2008
Keukenprins
De trifle is een in Nederland onbekend toetje. Of liever: toet.
Tekst:
Ronald Giphart
Bij een boekhandel
lag het boek Trifle, over de wereldreis van een Engels nagerecht, geschreven
door Helen Saberi en Alan Davidson (de samenstellers van de weergaloze
Oxford Companion to Food), met daarin een honderdtal trifle-recepten.
Ik vond niet de originele uitgave in het Engels uit 2001, maar een Nederlandse
vertaling. De uitgever van dit boek (Pels & Kemper) moet óf
compleet gestoord zijn óf een onverschrokken durfal. Trifle is
namelijk een toetje - zeg maar gerust een toet - dat hier ten lande volslagen
onbekend is, sterker nog, we kennen zelfs geen noemenswaardige lokale
varianten. Duitsers, Fransen, Engelsen, Denen, Zweden, Noren, IJslanders,
Italianen (met hun zuppa Inglese), Albanen, Mexicanen, Argentijnen, Australiërs;
allemaal kennen ze hun eigen trifles.
De eerste keer dat ik trifle at, was ik 11. Mijn moeder was net gescheiden
en vastbesloten om in een jaar alles in te halen wat er in haar huwelijk
niet van was gekomen (op groepsseks en heroïnegebruik na). In deze
strooptocht naar vrijheid nam ze mijn zus en mij mee naar de culinaire
steden die ze altijd al had willen bezoeken. En zo kwamen we in Londen,
waar mijn moeder ons liet kennismaken met zowel de Indiase als de Engelse
keuken. Die laatste stond toentertijd niet bepaald smaakvol in aanzien
en onze stedentrip veranderde daar weinig aan (terwijl ik de Indiase keuken
voor altijd in mijn maag sloot).
In het restaurant van ons hotel in Bayswater bestelde mijn moeder een
traditionele trifle, een nagerecht bestaande uit laagjes vochtige cake,
vruchtensaus, dikke vanille-custard, gezoete slagroom en vruchten. De
combinatie van smaken en texturen was wellicht te overdonderend, want
het toetje smaakte destijds niet naar meer.
Hoe anders dan toen we een paar jaar later het Italiaanse achterneefje
van trifle leerden kennen, oftewel tiramisu (`klop mij op'), dat ook bestaat
uit weke cake en romige dikke vulling. Pas een jaar of veertig geleden
werd het bedacht door de eigenaar van het restaurant El Toulá in
Treviso, en het is opvallend dat dit gerecht bij ons wel in noodtempo
tot in de verste buurteetcafés is doorgedrongen en trifle niet,
hoewel het laatste gerecht daar minstens drie eeuwen de tijd voor heeft
gehad.
Om de moed van de Nederlandse uitgever te belonen, hier een ultrakorte
eigen trifle-variant. Neem een glazen ronde schaal, verkruimel lange vingers,
kokosmakronen en kerstschuimpjes, besprenkel dit met likeur en vruchtenjam
naar keuze, overgiet het met vanillevla en maak het af met een laagje
zoete slagroom. En lees dan in Trifle hoe het echt moet.
|